-
1 épuisement
épuisement [eepŵiezmã]〈m.〉2 (het) bemalen ⇒ (het) leegmalen, drooghouden♦voorbeelden:épuisement des provisions • (het) op raken van de levensmiddelentomber dans l'épuisement • uitgeput rakenjusqu'à l'épuisement des stocks • zolang de voorraad strektm1) uitputting2) (het) leegmalen, leegpompen -
2 tarir
tarir [taarier]♦voorbeelden:2 la conversation tarit • het gesprek verstomt, stoktne pas tarir d'éloges • zich uitputten in lovende woordenil ne tarit pas sur ce sujet • hij raakt niet uitgepraat over dit onderwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) opdrogen2) ophouden3) droogleggen4) uitputten -
3 épuiser
épuiser [eepŵiezee]4 leegmaken ⇒ droogmaken, leegpompen, uitscheppen♦voorbeelden:tu m' épuises! • ik word moe van je♦voorbeelden:1 mais je m'épuise à vous le dire • dat zég ik u toch aldoor?1. v1) uitputten2) irriteren3) verbruiken4) leegmaken, droogmaken5) afhandelen2. s'épuiserv2) op raken -
4 lasser
lasser [laasee]2 ontmoedigen ⇒ afschrikken, uitputten♦voorbeelden:→ passer1 genoeg krijgen (van) ⇒ moe worden (van), uitgeput raken (van)v1) vervelen2) uitputten -
5 tomber dans l'épuisement
tomber dans l'épuisementDictionnaire français-néerlandais > tomber dans l'épuisement
-
6 pouvoir
pouvoir1 [poevwaar]〈m.〉2 macht ⇒ invloed, gezag, regering3 volmacht ⇒ machtiging, mandaat4 bevoegdheid ⇒ recht, macht♦voorbeelden:cela dépasse mon pouvoir • dat gaat mijn macht te bovenêtre en pouvoir de • in staat, bij machte zijn om tecela n'est pas en mon pouvoir • dat ligt niet in mijn vermogenles pouvoirs publics • de overheiddétenir le pouvoir • de macht uitoefenen, aan de macht zijnporter qn. au pouvoir • iemand aan de macht brengentomber au pouvoir de qn. • onder iemands invloed raken, in iemands handen vallen4 excéder ses pouvoirs • zijn bevoegdheden, zijn macht te buiten gaan————————pouvoir2 [poevwaar]1 kunnen ⇒ in staat zijn, vermogen2 mogen ⇒ toestemming hebben, het recht hebben♦voorbeelden:1 n'en plus pouvoir • niet meer kunnen, doodop zijn, uitgeput zijn; 〈 informeel〉in treurige staat verkeren, versleten zijnje n'y peux rien • ik kan er niets aan doenon ne peut pas ne pas l'admirer • men moet hem wel bewonderenoù est-ce que j'ai bien pu mettre mes lunettes? • waar heb ik nu toch mijn bril neergelegd? 〈 in vraagzinnen〉il peut beaucoup sur leurs décisions • hij heeft veel invloed op hun beslissingenon ne peut plus aimable • alleraardigst〈aanvoegende wijs + inversie〉 puissent les événements vous donner raison! • mogen de gebeurtenissen u in het gelijk stellen!♦voorbeelden:1. m1) vermogen2) macht3) volmacht, machtiging4) recht, bevoegdheid2. v1) kunnen2) mogen3) mogelijk
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский